De bijenkasten vormen een belangrijk onderdeel van het totale project Arcadia Muizen omdat we hiermee enkele verhalen willen vertellen.
Dat bijen nuttig zijn als bestuiver weet iedereen ondertussen al wel en dat als ze zelf meer dan voldoende eten vinden we gerust een deeltje van hun honingvoorraad mogen gebruiken wellicht ook.
Honingbijen leven, in tegenstelling tot solitaire bijen die alleen wonen, in grote kolonies bestaande uit 1 koningin, duizenden werksters en als er voldoende dracht is tientallen tot honderden darren.
Alle bijensoorten verzamelen nectar die ze verwerken tot honing en stuifmeel. Het stuifmeel is eten voor de larven en de honing is eten voor de bijen.
Honingbijen zijn echter met zoveel en kunnen als er veel nectar beschikbaar is een reserve aanleggen die erg groot is en waarvan ze als alles goed meezit wel een deeltje kunnen missen. Dit gegeven gebruikt de oordeelkundige imker om 1 of 2 keer een deeltje weg te nemen.
Het houden van grote hoeveelheden bijenvolken is spijtig genoeg moeilijk combineerbaar me het optimaal beschermen van verschillende soorten solitaire bijen omdat iedere bij graag eens op restaurant gaat in haar favoriete bloemetje en de voorraad bloemetjes met nectar en stuifmeel beperkt is. In het geval van solitaire bijtjes komt daar vaak nog bij dat het vaak kieskeurige eters zijn die bvb enkel campanullanectar, knautianectar of klimopnectar of iets anders specifiek wensen te eten. Als die niet voorradig is omdat die bloemen er niet meer zijn of omdat er een kolonie honingbijen is komen schransen zal dat solitaire bijtje in die buurt ook geen nestje met eitjes of larfjes achterlaten. Als de bloemenrestaurantjes te ver van elkaar liggen zullen de solitaire bijtjes ze ook niet meer vinden en zal de soort uitsterven….
Dat we de bijen helpen door hun huisvesting te bieden in onze bijenkasten of ons insectenhotel is dus spijtig genoeg maar voor een deeltje waar. Bijen hebben net als alle andere levende wezens niet enkel nood aan een mooi plekje maar moeten ook voldoende voedsel vinden in de directe omgeving van hun woning. Honingbijen zullen als het echt moet wel gaan nectarshoppen op enkele kilometers van hun voordeur met een maximum van 5 km maar solitaire bijen shoppen liever lokaal.
Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat er genoeg eten is voor alle bijen op het moment dat ze dat nodig hebben. Dit kunnen we als bewerkstelligen door het aantal bijenvolken dat we ergens huisvesten in verhouding tot de beschikbare hoeveelheid voedsel is. Sommige imkers kiezen er om deze reden voor om met hun bijen naar de beste drachtgebieden van dat seizoen te gaan en/of de honingbijen op het einde van de zomer wat extra suikeroplossing aan te bieden zodat ze zeker niet verhongeren tijdens de wintermaanden.
In geheel west Europa imkert men ofwel met carnicabijen, buckfastbijen, zwarte bijen of bastaardbijen.
De honingbijen die hier oorspronkelijk voorkwamen naast de vele soorten solitaire bijen zijn de zogenaamde zwarte bijen, apis melifera melifera.
Zwarte bijen zijn de bijen die men hier huisveste in korven en als er veel gevulde honingramen in de korf hingen verwijderde men meestal eerst de bijen door ze af te zwavelen en als alle bijen dood waren perste men de raten uit om de honing te kunnen recupereren.
Aan selectieteelt moest men niet doen want de bijen die in in het voorjaar wat krap komen te zitten wegens teveel aan volk en eten zwermt: de koningin en een deel van haar dochters verhuizen naar een andere geschikte holle ruimte om daar een nieuw volk te stichten. De achterblijvers maken van een jonge werksterlarve een nieuwe koningin nadat ze haar celletje hebben verbouwt tot redcel.
Aan bijen geen gebrek dus selectie was niet echt nodig. Pas toen er door een epidemie onder de bijen in Groot-Brittannië de vraag naar bijen het aanbod begon te overtreffen en er geld mee te verdienen viel is men hier begonnen met bijen in kasten met raampjes te houden. Op die manier kon men kunstzwermen maken en 1 volk opsplitsen in verschillende bijenvolken zonder dat ze ervandoor gingen enerzijds en anderzijds kon men dankzij deze kasthouderij ook honingzolders verwijderen zonder het volk te moeten uitmoorden en zelfs honingraampjes uitslingeren waardoor de wasraten nog een keer konden dienen en de bijen niet alles moesten terug beginnen opbouwen.
Imkeren werd hierdoor een mogelijk winstgevende activiteit waar het daarvoor het maar een van de vele teelten was die een klein boerderijtje had.
Ongeveer honderd jaar geleden kwam de imkerij in een tweede stroomversnelling: men zocht en vond bijen die het imkeren nog leuker maakten doordat ze meer honing produceerden, zachtaardiger waren, beter op de raten bleven zitten, minder zwermdrift hadden enz…

Deze bijen vond men hoofdzakelijk in geselecteerde teeltlijnen van de carnica bij en in de bijen die door broeder Adam van de Buckfast abdij werden gecreëerd door kruisingen van allerlei soorten honingbijen die hij hiervoor meebracht en selecteerde uit vele verschillende landen.
Vandaag de dag werken de meeste imkers ter wereld nog steeds met deze soorten en het resultaat was dat de “bij van hier” die deze imkervriendelijke eigenschappen niet had niet meer welkom was. Dit was en is nog steeds zo omdat als een koningin op bruidsvlucht gaat ze paart met alle darren die zich aanbieden en je als imker met zachtaardige bijen niet graag hebt dat een deel van de dochters van je lieve koningin beginnen steken omdat hun oorspronkelijke oerinstinct dat indringers wil verjagen terug komt bovendrijven. Als imker heb je natuurlijk ook niet graag dat je bijen als ze de de tijd rijp achten er met een deel van de honing vandoor gaan om ergens anders te gaan wonen. En natuurlijk wil je als imker ook dat je bijen mooi op de raten blijven zitten als je die inspecteerd en niet dat zich in trossen naar beneden laten wallen of massaal beginnen rondvliegen. Dat is dan ook de reden waarom buckfastimkers en carnica-imkers hun raszuivere koninginen liever raszuiver laten paren op een van de waddeneilanden waar geen enkele andere bijensoort voorkomt.
Dat de zwarte bij ook eigenschappen had die in de imkerij een voordeel kunnen zijn en het beter samenleven met andere lokale bijen vergemakkelijkt werd spijtig genoeg uit het oog verloren.
Zo heeft de zwarte bij een natuurlijke broedstop: als de dracht verminderd gaat de koningin minder eitjes leggen en zijn er ook minder mondjes om te voeden als er minder eten is. Een andere eigenschap is dat bij door haar donkere kleur sneller opwarmt in de zon en door haar langere haartjes die warmte ook beter kan vasthouden waardoor ze ook bij motregen of iets frisser weer nog kan uitvliegen. Zwarte bijen zijn ook net iets fysiek sterker waardoor ze verder kunnen vliegen en wat meer lading mee huiswaarts kunnen brengen.
Gelukkig zijn er nog enkele oorspronkelijke bijen overgebleven op afgelegen plekken, in Belgie was dat in de bossen in de streek van Chimay. Uit deze restpopulatie worden sinds de jaren 80 volken geselecteerd op imkervriendelijke eigenschappen door de vereniging mellifica. In Vlaanderen kweekt de vereniging zwartebij.org verder met deze bijen.
Meer info over de eigenschappen van zwarte bijen vind je hier.

Onze eigen bijenstand bestaat uit afstammelingen van zwarte bijen die we via de zwartebij.org aanschaften en zwarte bijenvolken die we kochten op het Nederlandse Waddeneiland Texel.
De texelse zwarte bij lijkt nog veel op de oorspronkelijke wilde zwarte bij omdat er op Texel geen bijen mogen geïmporteerd worden sinds de jaren 80 en de bijen op Texel nog voldoende holle bomen en andere natuurlijke nestholtes vinden. De texelse bijen die we bij het bijenraadsel kochten blijken ook een natuurlijke

techniek te hebben ontwikkeld die het leven met varroamijten mogelijk maakt: ze openen geinfecteerde cellen en sluiten die weer waardoor de voortplantingscyclus van de mijten verstoord wordt.
In de winter van 202-2021 zullen we voor het eerst niets meer doen ter bestrijding van de varroamijt.

Wie een potje honing van Arcadia wil proeven kan dit bij Karsten Van Lil kopen op afspraak na een belletje op 0497/826643.